Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En David [23]vreesde den HEERE ten zelven dage; en hij zeide: [24]Hoe zal de ark des HEEREN tot mij komen? 23. Verschrikt zijnde, en ontziende Gods majesteit, heiligheid, rechtvaardige gestrengheid en ijver, durfde hij niet wijders voortvaren, bekommerd zijnde hoe hij God welbehagelijk dit werk zou mogen voltrekken. 24. Alsof hij zeide: Het schijnt des HEEREN wil nog niet te zijn [vermits deze droevige scheur], dat ik haar tot mij halen zal. Of, er moet nog iets ontbreken, dat ik niet weet en waarvan ik Gods openbaring zal moeten verwachten.